Interview
Wat voor soort kunstenaar ben je eigenlijk?
Wie mij ronddraait ziet waarschijnlijk een realistische, een surrealistische en een romantische zijde.
Hoe kies je de onderwerpen voor je werk?
Ik ken twee of drie groepen: ‘Vrij reizen’, ‘Rottevreugde’ en wellicht ook ‘Gist en spiritus’. ‘Vrij reizen’ is de noemer voor werk dat gemaakt is naar aanleiding van een vakantie of uitstapje, met een concreet vervoermiddel. Maar vaker gaat het zó: ik lees ergens:’’ Scuola Libera del Nudo’’ (Vrije School van het Naakt) die bestaat echt, in Florence. Dan zweeft mijn geest - romantisch aangedreven - naar een ruimte in Florence en strijkt daar als een postduif neer.
Dat is toch romantiek?
Én goedkoop. Het is niet beperkt gebleven tot de negentiende eeuw, Rüdiger Safranski schrijft over de romantische intenties: “het gaat erom mogelijkheden die nog in de werkelijkheid schuil gaan met speelse en tegelijk verkennende fantasie zichtbaar te maken’’.
'Rottevreugde' heet een aantal werken over een min of meer denkbeeldige (volks-) tuin met huisje aan de Rottemeren. Daar fiets ik vaak en de tuintjes daar en overal in Nederland heb ik altijd inspirerend gevonden. Hun onschuld en onvolmaaktheid is opwekkend.
Gist en Spiritus (Koninklijk ook) was een Delftse fabriek.
Naast de letterlijke betekenis doen die woorden toch ook denken aan: fermentatie, ontwikkeling en ‘geest’. Ik werk vaak vanuit een woord of samenstelling van woorden. In het huidige, jachtige taalgebruik wordt ’openbaar ministerie’ vaak simpelweg: ’openbaar misterie’. Dat sla ik dan op: Openbaar Mysterie, daar moet ik eens iets mee gaan doen.
Ik ken de bezwaren tegen titels wel, maar je kunt er ook van houden, onlangs zag ik dat beroemde objekt van Man Ray, het strijkijzer met een rij spijkers uit het strijkvlak. Dat is al goed, maar de titel ’Cadeau’ maakt het grappiger. In 2014 maakte ik een fietstocht van Maastricht naar Bazel en naar de oorsprong van de Maas, die is bij Langres, in Pouilly en Bassigny, je kunt er daar met één stap overheen. Langs die rivier werden mij de ogen geopend voor de geheimzinnige schoonheid van een fabriek waar gips wordt verwerkt, of steenkool: een zwarte Oeral op schaal, met muren eromheen. Er bleek ineens een overeenkomst te zijn tussen mijn oude onderwerp ’composthoop’ (dat bij een vroege dood een levenslang thema geweest zou zijn). In een composthoop vindt een door wormen en andere kleine organismen veroorzaakt kringloopproces plaats, vol warmte en vernietiging, dat leidt tot een hoogwaardig resultaat. In een fabriek wordt door een andere soort samengewerkt om tot een produkt te komen. De werken kunnen in een realistische vorm gegoten worden of een surrealistische; hoe dat precies komt.... het zal met de nukken van het temperament te maken hebben.
Wat brengt je ertoe om nu eens een kastje / maquette te maken, dan weer een schilderij en soms een combinatie?
De ’kastjes’ en schilderijen staan toch wel los van elkaar. Het idee was dat je zo’n kastje of maquettetje regelrecht als voorbeeld voor een schilderij zou kunnen gebruiken: het onderwerp op schaal, binnen handbereik.In theorie is dat zo, maar in mijn praktijk doe ik het niet..., zo gaan die dingen. Wel denk ik dat mijn gevoel voor ruimte en lichtinval erdoor gescherpt zijn. Ik wil ruimte scheppen en maken wat mij past.
Interview met Jos Poels,
verscheen eerder in ’Pulchri’, september 2015.